|
leerplekken
buiten de school
Kinderen
zijn van van nature flexwerkertjes

Drie flexwerkers op weg naar hun werk
De
laatste tijd hoor ik mensen regelmatig het begrip 'flexwerken' gebruiken.
Het gaat dan bijvoorbeeld over het met een laptopje op schoot
in een café, uren lang op één kop koffie,
het typewerk voor je baas te doen zonder dat je naar kantoor hoeft.
Of over werknemers die niet allemaal op de zelfde tijd en op de
zelfde plaats aan een opgedragen taak werken.
Tegenwoordig is het begrip 'flexstuderen' er bij gekomen. Het
idee is dat studenten hun kennis per vak bij een universiteit
inkopen en die dan per module of studiepunten afrekenen. *)

illustratie: Henk van Faassen
Kinderen
pikken overal kennis op
Die kennis wordt ze niet als een 'kant-en-klaar maaltijd' in de gebouwde
omgeving van een schoollokaal aangeboden.
Bijvoorbeeld:
Ik zit op een
bank op de binnenplaats en lees een bericht van de woningcorporatie
dat ik net uit de brievenbus gehaald heb.
De buurkinderen van het kinderdagverblijf komen op mij af en vragen
of ik wil 'voorlezen'.
Ik lees voor:
"Voor het jaarlijkse onderhoud komt de monteur
langs en controleert of er iets stuk is".
en dan volgen een
aantal onderwerpen: Hang- en sluitwerk, Sanitair, Keuken, Centrale
verwarming en zo meer.
De
kinderen luisteren aandachtig of er iets spannends in het verhaal
komt
Dan staat er: Binnendeuren en buitendeuren controleren.
Ik vraag
aan de kinderen wat het verschil tussen die twee soorten dingen
is. Ze zeggen dat je door een buitendeur alleen naar buiten kunt
gaan en door een binnendeur alleen naar binnen mag. Daar is niets
tegen in te brengen.
Maar dan volgt mijn educatieve inslag:
"aan welke kant zitten
de scharnieren dan, en wat zijn dat?"
De kinderen noemen alle dingen die er aan een deur zitten.
Het
gaatje waar je de sleutel in stopt.
Het kleine gaatje om te kijken
wie er voor de deur staat en het kattenluikje.
Het haakje aan
de binnenkant van de deur waar je pas bij kunt als je op een stoel
gaat staan. Wat er gebeurt als je met je vinger tussen de deur
komt.
Er zitten aan een deur dingen, zoals deurkrukken en deurklinken,
die zo vanzelfsprekend zijn dat de kinderen ze soms niet noemen.
Of dat ze zodanig in de constructie van een deur verborgen zijn,
zoals scharnieren, dat ze voorlopig nog niet aan de orde zijn,
behalve als ze gaan piepen.
Zo gaat het verhaal een tijdje door want op het lijstje van de
monteur staan woorden als: hang en sluitwerk, raamveren, deurschilden,
en nog veel meer.
Als ik over een 'wastafel' begin blijkt dat de kinderen het
woord niet meteen als deel van hun huiselijke voorwerpen herkennen.
Als ik dan vraag: "wassen jullie je dan nooit?" zeggen
ze: "Ja hoor, maar dat doen we onder de kraan".
Deurkrukken, stofdorpels, mengkranen, tapkranen, allemaal woorden
waar een verhaal aan vast zit.
Het woord Perlator moest ik thuis opzoeken. Het blijkt een waterbesparend
hulpstuk op de douche te zijn dat water en lucht mengt tot een
lekkere straal. Dat moet ik ook hebben.
De
taal van de dingen in huis
De kinderen weten allemaal wat een 'tafel' is en waar die voor
gebruikt wordt.
Ze vertellen verhalen wat ze op een tafel doen
en dat je een tafel kunt 'dekken'.
Dat is bedekken met borden
en kopjes en lepels en jampotten en boterhammen.
Conclusie:
Het loont de moeite om het onderhoudsabonnement eens met je kinderen
door te nemen.
Dingen die zich in het algemeen in ieders huis bevinden.
Daar
valt over te praten met de kinderen. De een weet er meer van dan
een ander en zo leren ze van elkaar.
Daar hebben ze geen taalboekjes
en voorschoolse taalprogramma's voor nodig.
Belangrijker nog is
dat kinderen hun visuele vermogen en verbeeldingskracht verbinden
aan een talige ontwikkeling.
Omdat die manier van leren gebaseerd
is op incidentele onderwerpen kun je spreken van flexstuderen.
Henk
van Faassen
*)
Citaten uit de krant
Flexstuderen is een plan met alleen maar voordelen, volgens Volkskrant-columnist
Aleid Truijens. Het zou een oplossing voor langstudeerders.
De overheid vindt hen te duur. Als studenten per vak betalen,
zou het geen probleem meer zijn als mensen vier tot twaalf jaar
bezig zijn. Voorstanders van dit flexstuderen willen
het meteen invoeren. Maar dat is een slecht idee want er zitten
fundamentele didactische bezwaren aan deze vorm van consumentisme.
Het plan is dan ook niet verfrissend, maar een voortzetting van
het kapotmaken van de academie onder het mom van marktwerking.(...)
Bestuurders vinden dat het heus wél kan als er maar efficiënter
gewerkt en gestudeerd wordt. Daarom werd het onderwijs schoolser.
Het aantal studenten per werkgroep ging omhoog van 20 tot 30 en
de zelfstandig geschreven masterscriptie afgebouwd tot een invuloefening
in een scriptieklasje. Onderwijs als optimaliseringsprobleem.
(...)
Als studenten per vak gaan betalen zal deze klanthouding zich
meer gaan manifesteren.
Gezakt? Misschien lag het aan de verkoper
van het vak. Het vak voldoet niet aan de verwachting?
De student
wil graag zijn product ruilen. Er zal gemord worden over verplichte
vakken als wetenschapsfilosofie, waarvan de afnemer op het eerste
oog weinig waarde ziet als investering voor later.
Als Arnold
Heertje, eind 2006 in Felix Meritis, over de verloedering
van het vaderlandse onderwijs en de valsheid in geschrifte
door de hogescholen spreekt, verandert de zaal in een kokend voetbalstadion.
De hbos schrijven valse studenten in, ze geven valse
vakken en er worden valse cijfers gegeven. Die worden niet langer
bepaald door de prestaties van studenten, maar door budgettaire
overwegingen van bestuurders.
Er worden geen leraren meer opgeleid,
maar leeuwentemmers, opzichters. Hij vergelijkt het met
de zorg en de woningcorporaties: We hebben in Nederland
het probleem van een nieuwe klasse, de klasse van de beheerders.
Die toegenomen macht van de managers tegenover de verzwakte positie
van de leraar is slechts één onderdeel in een groter
proces van achteruitgang van het onderwijs. (...)
De problemen beginnen al op de basisschool, waar steeds meer,
zwakke, leerlingen de Cito-toets niet maken. Volgens ontwikkelingspsycholoog
Greetje van der Werf verlaat elf procent de basisschool zonder
fatsoenlijk te kunnen lezen en schrijven. De scores in het voortgezet
onderwijs dalen, terwijl steeds meer leerlingen havo- of vwo-diplomas
halen: Dat wijst op een niveaudaling en ze vind dat een
zorgelijke ontwikkeling. (...)
In het vervolgonderwijs is het net zo. Vooral het hbo moet het
ontgelden. Studenten brengen volgens het Sociaal en Cultureel
Planbureau nog slechts een derde van hun tijd door op de hogeschool.
Er wordt geklaagd over het inhoudsloze competentieonderwijs, dat
enkel nog zou bestaan uit voorgekauwde zelfkritiek leveren en
in groepsverband werken aan projecten.
Volgens Ad Verbrugge,
voorzitter van 'Beter Onderwijs Nederland', is het huidige
hbo te vergelijken met het mbo van twintig jaar terug. En toen
konden ze ook nog wat beter spellen. En zelfs de universiteit
is niet vrij van kwaliteitsverlies, denkt Verbrugge, als filosoof
werkzaam op de Vrije Universiteit: Ik merk het aan het dalende
niveau van de instroom. Taalvaardigheid, hoofd- en bijzaken onderscheiden,
gebrek aan algemene ontwikkeling.
Filosofiestudenten die bij 'de
Verlichting' denken aan Philips. (...)
De oorzaak van alle kommer en kwel is volgens critici als Verbrugge
en Heertje een systeem van perverse financiële prikkels.
Hoe meer leerlingen ingeschreven staan en hun diploma halen, hoe
meer geld de overheid betaalt. Dus verlagen onderwijsinstellingen
het niveau.(...)
De oplossing?
Het gaat er niet zozeer om dat de meester
uit de jaren vijftig weer voor de klas komt. We willen gewoon
terug naar de goed opgeleide leraar met een beetje structuur in
de klas. Er moet een gemeenschappelijk programma komen, en vervolgens
daarbinnen alle vrijheid voor de leraar. Met anti-emancipatorisch
denken heeft dat volgens de als een conservatieve filosoof bekendstaande
Verbrugge niets van doen: Juist het niet stellen van eisen
aan leerlingen is ook een vorm van verwaarlozing. (...)
naar boven
naar index
|
|