Taalmethodes
Het Nederlandse
Basisonderwijs wordt overspoeld door taalmethoden die het
de onderwijzer voor de klas zo gemakkelijk mogelijk moeten
maken en het gebrek aan tijd, dat de meester of juf heeft,
te compenseren.
Daarmee worden de leerkrachten min of meer aan de kant gezet
en heeft een papieren-, of de laatste tijd, een digitale manier
van lesgeven het van hen overgenomen.
De school moet vervolgens uit een supermarkt met aantrekkelijke
aanbiedingen een keuze uit de taalmethoden maken. In de schappen
staan lespakketten met de fraaiste namen.
Sommige pakketten zijn over de uiterste houdbaarheidsdatum
heen maar worden desalniettemin toch nog gebruikt. Misschien
om de bomen te sparen die voor de productie van die enorme
stapel lesboekjes nodig is.
Oer
Hollands
Taalmethodes zijn voornamelijk samengesteld voor kinderen
met Nederlands als moedertaal. Voor veel andere kinderen zijn,
volgens de deskundigen, een heleboel woorden en zinsconstructies
te moeilijk. Die kinderen hebben een Taalachterstand. Dat
is natuurlijk niet echt zo, ze hebben alleen een achterstand
ten opzichte van de Nederlandse taal. Taalmethodes zijn voornamelijk
gericht op het bevorderen en sturen van de taalontwikkeling
van Nederlandssprekende Oer-Hollandse kinderen. Die taalmethodes
zijn niet, of onvoldoende, gericht op Taalverwerving. En dat
is nou net waar al die geïmporteerde Nederlandertjes
het in de eerste plaats van moeten hebben. Overigens moeten
Hollandse Nederlandertjes ook vaak aan het taalverwerven slaan
als ze bijvoorbeeld in Oost Groningen of in de Achterhoek
opgegroeid zijn.
Wat
zit er in die lespakketten?
In de vernieuwingsjaren van het onderwijs waren de methodes
voornamelijk cursorisch ingesteld met veel aandacht voor spelling.
Toch drong het besef van de individuele ontwikkeling van kinderen
wel door en is er meer aandacht voor bijvoorbeeld vakkenintegratie
en stellen gekomen.
Laten we eens de schappen langs lopen en kijken wat de titels
van de taalpakketten ons aanprijzen.
Iedereen kan leren schrijven. (2018) Op veel scholen willen leerkrachten graag effectiever en betekenisvoller les geven in schrijven. Hoe leren kinderen teksten schrijven, hoe goed moeten ze daarin worden en hoe kunnen leerkrachten hen daarbij helpen?
Daar draait het om: schrijfplezier en schrijfvaardigheid in het basisonderwijs.
Taal leren op eigen kracht (2004) De werkvorm ‘taalronde’ is een basis voor verschillende manieren om les te geven in de reeks: vertellen en schrijven over eigen ervaringen. Als een basiswerkvorm die je in de bovenbouw kunt uitbreiden met gerichte instructie en tekstbesprekingen.
STaal (2013) maakt kinderen
sterk in taal en spelling, is opbrengstgericht en laat kinderen
smullen van taal door naar veel filmpjes te kijken. Kom op,
ze kijken al genoeg naar YouTube. De titel van deze methode
sluit prachtig aan bij Twitteren op de iPhone van de kinderen,
waarbij zoveel mogelijk letters weggelaten worden.
Taal actief (2013). Dit is een methode die grip geeft op de
les en op de resultaten. Nou dat is je geraje ook zou mijn
moeder zeggen. Het woord 'actief' wordt meestal ook voor schoonmaakmiddelen
gebruikt.
Taal op maat (2013). 'Met
gemak naar het beste resultaat! Helemaal afgestemd op nieuwe
referentieniveaus. Leerlingensoftware en Digibordsoftware
ondersteunen de lessen interactief. Hoe je ook je taal- en
spellingles wilt geven, de nieuwste inzichten zijn verwerkt
in een compacte, flexibele en opbrengstgerichte methode.
Op papier én digitaal verkrijgbaar. Niets is zo erg
als knoeien met pen en inkt.
Taalfontein (2005). Is
een taalmethode voor het christelijk basisonderwijs. Het schijnt
nodig te zijn dat de christelijke kindertjes uit een andere
taalbron drinken dan de goddeloze kinderen of de mohammedaanse
peuters.
Taaltrapeze (2004). Een
taalmethode voor het Speciaal (Basis) Onderwijs met veel aandacht
voor interactie en sociaal-communicatieve vaardigheden. Het
tempo ligt op 75% van de leersnelheid van het reguliere basisonderwijs.
Maar de kinderen zwaaien wel hoog in de lucht terwijl ze zo
graag vaste grond onder de voetjes hebben.
Leeslijn en de Leesweg (2004). Een activiteitenlijn waarin kinderen met behulp van
materialen zichzelf leren lezen. Een prima idee. De Leesweg
is dan voor de wat zwakkere lezers. Er zijn dus blijkbaar
verschillende soorten kinderen op pad. Wat sterk en zwak in
dit verband is valt moeilijk te meten. Meestal hebben de zwakke
kinderen even wat meer tijd nodig en is de sterke
juf een beetje ongeduldig.
De Leessleutel (2002) Wie een sleutelwoord in handen heeft kan
twee keer per jaar een taalpoortje open maken. Wat er in tussentijd
moet gebeuren weet ik niet. Ik ken alleen maar kinderen die
met een eigen taalsleuteltje op zak rondlopen en er zelf steeds
meer interessante taaldeurtjes mee open maken. Daar helpt
geen lieve leesjuf aan, dat gaat vanzelf.
Lang zullen ze lezen! (2002). Leestechniek en leesbeleving gaan hand in hand zegt
men. Aan de hand van vertelplaten wordt een verhaal verteld.
Hieruit wordt een kerntekst gekozen en uit de kerntekst wordt
weer een ankerwoord geïsoleerd. Mijn leesbeleving zou
met die kernwoorden en ankerwoorden wel eens ernstig achteruit
kunnen gaan. Ik wil, gewoon, lekker lang, op mijn eigen plekje,
lekker lezen.
Leeshuis (2002) Bevat
onderdelen voor technisch, begrijpend, studerend en waarderend
lezen. Technisch lezen is dan dat je tussen een berg letters
een woord herkent. Vervolgens moet je begrijpen wat dat woord
betekent. En als je dat allemaal achter de rug hebt kun je
alle mogelijke en onmogelijke lesopdrachten begrijpen en het
leuk vinden dat je weet waar de meester en de juf je naar
toe stuurt in het leven. Begrijpend lezen leren kinderen overigens
het beste zonder methode, op eigen kracht, als ze wegdromen
in hun zelfgekozen boeken uit de bieb.
Taal
op maat (2002).
Want er zitten veel verschillende soorten kinderen bij elkaar
in één groep. Die moeten wel in de maat lopen.
Van beginnende geletterdheid tot
lezen (2001). Beginnende geletterdheid, voor activiteiten
in de kring, taalactiviteiten in diverse hoeken. In die hoeken
gebeurt van alles en nog wat, maar het zou best eens kunnen
zijn dat je er, als kleuter zijnde, niet rustig 'met een boekje
in een hoekje' kunt zitten lezen
Taalverhaal (2001).Taalmethode met een verhaallijn als rode
draad. Die verhaallijn is tegenwoordig vernieuwd en wordt
digitaal aangeboden. Goede leerlingen hebben daar lol in.
Leesballon (1998). dat is een Belgische structuurmethode als Vlaamse
kindertjes de in de wolken zijn.
Zin in taal (1996). Er is een gedeelte taal en een gedeelte spelling.
Het verschil tussen taal en spelling moet nog maar eens uitgelegd
worden. Maar de kinderen moeten er wel zin in hebben.
Lezen doe je overal (1996).
Methode voor allochtone neveninstromers. Wat zijn dat
nu weer voor kinderen? Waarschijnlijk kinderen die op een
ongelegen moment een klas binnenstappen en hun eigen taal
en cultuur nog moeten aanpassen.
Taalleesland (1995). Methode
voor taal en begrijpend en studerend lezen, bestaat uit een
themapakket, een spellingpakket en uit schat-eiland en kies
maar. Alles staat al goed ingepakt klaar voor een tochtje
naar dat land waar uitsluitend gelezen en geschreven wordt.
De toren van Babbel.(1995).
Een taalmethode voor Vlaams taakgericht taalonderwijs. De
kinderen kletsen maar een eind weg in die toren, niemand verstaat
ze.
Het Zwaluwproject (1994). Kinderen moeten met materialen van verschillende
methodes zich zelfstandig door een rijstebrij van leerstofpakketten
heen werken om daarna in een gewoon boek te gaan zitten lezen.
Lezen
moet je doen (1994). Een methode die eigenlijk bestemd is voor Zeer
Moeilijk Lerende Kinderen, maar die ook in het regulier
basisonderwijs gebruikt wordt. Het is niet duidelijk of alle
kinderen daarmee het etiket Moeilijk Lerend op hun
voorhoofd geplakt krijgen. In de methode is ook het klank-gebaren-alfabet
te vinden. Het lijkt mij een vreemd gezicht om kinderen te
zien lezen en daarbij vreemd te gebaren en klanken uit te
stoten. Wat moeten andere lezertjes in de bibliotheek daar
nu van denken?
Veilig
in Stapjes (1994)
Is een aanvullend pakket voor zwakkere lezers en voor kinderen
die in het speciaal onderwijs terecht gekomen zijn. Zie je
wel, er zijn toch nog kinderen die te zwak op hun geletterde
beentjes staan om een boom van een roos te kunnen onderscheiden.
Zo
leer je kinderen lezen en spellen Volgens de bedenkers van deze methode moet dat eerst met blokletters
en later met schuine letters.
ABC- of de Lettermuur Een wandkaart in de klas waarop alle letters van het alfabet
zijn te zien. Door de muur te betrekken in taalspelletjes
binnen een betekenisvolle context wordt het taalbewustzijn
van kinderen gestimuleerd. Uitkijken dat de kinderen niet
het gevoel krijgen tegen die muur aan te lopen.
Wat zeg je? Een methode als de juf de kinderen niet verstaat.
Taal voor iedereen (1994). Raamplan voor een geïntegreerde NT1/NT2-methode
voor de basisschool. De kinderen moeten het gevoel hebben
dat ze er echt allemaal bij horen.
Taaljournaal (1993). Thematisch/emancipatorische taalmethode,
bestaande uit Taaljournaal-taal, Taaljournaal-spelling en
Taaljournaal-tweede taal. Waar het in het journaal zelf over
gaat is niet duidelijk. Maar je kunt het dagelijkse rumoer
in het leven natuurlijk niet in een methode vastleggen.
Tong
en Teken (1992). Een taalmethode waarin de beginselen van het christelijk
reformatorisch onderwijs, alsook het 'spreken in tongen' gestalte krijgen.
Veilig leren lezen (1991), Je weet wel van Boom Roos Vis en nog 34
andere zogenoemde structuurwoorden. Hele generaties zijn er
mee opgegroeid. Wat precies die veiligheid was heb ik nooit
begrepen.
Zin
in taal (1990).
Wie geen zin heeft gaat de gang op.
KleurRijker wordt gebruikt
bij ROC's, re-integratiebedrijven en taalinstituten met als
doel cursisten Nederlands te leren en voor te bereiden op het
inburgeringsexamen. Of dat met of zonder een methode lukt is
zeer de vraag. Het is nu eenmaal zo dat je het best inburgert
als je bijvoorbeeld tussen alle mensen op de markt je boodschappen
doet. Dan burgeren Nederlandstalige Hollanders ook gezellig
een beetje mee.
Schatkist (1989)
Een methode voor kleuters om vijf dingen onder de knie te
krijgen: taalgebruik, woordenschat, boeken en verhalen, vormaspecten
van taal, functies van geschreven taal. Dat begrijpen de kinderen
niet zonder slag of stoot, want in ieder spannend boek staat
beschreven wat een schatkist is: een ouderwetse kist met hangsloten
waar gouden juwelen in zitten en die op een schateiland verstopt
is. Ze lezen ook dat er, zoals altijd, mensen op pad zijn
die schat te vinden. Maar nee hoor, als kleuters die kist
open krijgen blijken er lesboeken in te zitten!
Van Woord tot Woord (1986). Dit is een analytisch synthetische leesmethode,
gebaseerd op het Woord des Heeren. Daarmee leren de christelijke
kindertjes die vreemde woordkeus uit de Bijbel en van de dominee
te verstaan.
Allemaal
taal (1986).
Programma tweedetaalverwerving voor anderstalige leerlingen.
De nieuwe taaltuin. Omdat
de oude boomgaard was kaalgeplukt.
Dan komen de niet- Nederlandstalige kinderen de tuin in en de
taalbomen worden daarop min of meer aangepast.
Taalkabaal (1981). Een
taalmethode met een beetje herrie.
Letterstad (1980). Laten we nu zorgen dat een taalboek niet op een
taalboek maar op een legobouwdoos lijkt.
In de jaren tachtig doen de bordrijen hun intrede in het spellingonderwijs.
Men probeert mondelinge taalvaardigheid wat meer te belichten.
De werkvormen worden speelser, de methodes steeds aantrekkelijker.
er bij.
Jouw taal, mijn taal (1977)
Taal voor het leven (1975). Waar kan taal eigenlijk anders bruikbaar
voor zijn dan voor het dagelijkse leven: boodschappen doen in
de supermarkt.
Mijn taal (1969). Ja, van wie anders! Maar als de kinderen om zich
heen kijken zitten ze allemaal met hetzelfde boek voor de neus.
En nu...taal (1969). en wat gebeurt er daarna?
Klare taal (1966). Dat is nog eens een 'transparante' methode.
Er ontstaat meer aandacht voor een verbinding met bijvoorbeeld Dramatische vorming en Taalexpressie waarmee maatschappelijke
thema's in de kinderhoofdjes geprent werden. Kringgesprekken
vinden plaats en thematisch onderwijs wordt algemeen aangepakt.
De Taaltuin (1965). Dat klonk lekker ludiek in die tijd.
Taalgroei (1962). De vraag
is wie de zaadjes plant en in welke akker die terecht komen!
Taal op nieuwe
leest (1962).
Schoenmaker hou je bij je leest, is een oud gezegde. De vraag
is waarom de taal anders onderwezen moet worden.
Door taal verbonden (1961).
Ja, dat zijn we allemaal per definitie. Maar de vraag is of
het onderwijs die verbondenheid erkent en herkent. Meestal loopt
het op een toets uit waarbij geteld wordt hoeveel woordjes er
deze week weer bij gekomen zijn.
Taal leren door zelf corrigeren (1960). Kinderen leren van elkaar en ruimen de fouten zelf op.
Zo leren wij
taal (1956). Dat wil zeggen zo leren we dat
in het Christelijk lager onderwijs.
Regelmatig
een brief met de hand schrijven helpt ons moreel te overleven
in een steeds harder wordende 21ste eeuw, meent socioloog Kees Schuyt.
naar
boven
naar index