|
opvoeding in 1900

Gerard Jan Ligthart en Sinterklaas
Onlangs
vond ik op een boekenmarkt een tweetal bundeltjes met de opstellen
van
Jan Ligthart over opvoeding uit 1916. Jan beantwoordt daarin een
vraag van een leerkracht.
Ja,
waarde Mejuffrouw, u schrijft me: "Ik ben onderwijzeres en
werk in een 2e leerjaar. De kinderen hebben het nu reeds druk over
Sint Nicolaas; enkele zijn er onder, die niet meer aan dat mooie
sprookje gelooven, want hun pa heeft verteld dat er geen Sint was.
Nu wil de hele klas weten hoe de Juf er over denkt, maar ik vind
het zoo jammer, ze nu reeds die poëzie te ontnemen en aan den
anderen kan ik toch ook niet dien pa van onwaarheid betichten?"
Ligthart schrijft: "Weet u wat een van de grootste smarten
in 't leven is? De désillusie.
Met droomogen gaan we de wereld in. Neen we zien aanvankelijk niet
een objectieve realiteit. We zien onze eigen droomen, onze eigen
illusies. We zien de werkelijkeheid onder de heerlijke kleuren van
onze mooimakende verbeelding. De menschen om ons heen, we zien ze
als welwillende, oprechte, hartelijk-gezinde naturen, aan wie we
ons vol vertrouwen kunnen overgeven. (...)
En
zo filosofeert Lighthart nog een poosje door om te eindigen met:
"Een aangekleed symbool behoeft zich
niet bekommerd te maken over zijn oogenschijnlijk gemis aan echt
leven. Het leven zit in de kinderen. Een kind is haast
enkel fantasie en gevoel. Laten we met dit licht ontbrandbare
goedje voorzichtig zijn.
Onderwijsvernieuwer
Jan Ligthart [1859-1916]
was een onderwijzer
en pedagoog en één van de origineelste onderwijsvernieuwers
van Nederland.
Hij vond dat de arbeiderskinderen onderwijs moesten krijgen dat
aansloot op een ambacht dat ze, meestal al op twaalf jarige leeftijd,
moesten aanpakken.
Hij had medestanders, maar ook veel tegenstanders, waaronder vakbroeder
Theo
Thijssen.

"Dag
Sien," zegt Moe-der.
"Dag Me-vrouw!" zegt Sien.
"Moe-der is mijn paard," roept Ot.
Ja, dat ziet Sien wel.
Ot
en Sien
In zijn beste werk Jeugdherinneringen,
heeft hij geen methode, maar een houding nagelaten.
Maar zijn grootste betekenis ligt toch in wat hij door zijn Ot
en Sien boekjes voor opgroeiende kinderen is geweest. Verouderd
zijn die eigenlijk alleen wat de entourage betreft, maar ze boeien
een hedendaags kind nog altijd.
In
ieder kind bloeit, stil verborgen, een wonderbloem
In een opvoedingsrelatie kan volgens Ligthart steeds weer een
nieuw begin gemaakt worden en de basis gelegd worden voor een
betere wereld. Als deze wereld nog te redden is dan moet die te
vinden zijn bij het kind en zijn opvoeder.
Hij is het niet eens met Pestalozzi
en Fröbel,
die kinderen zich lieten ontwikkelen volgens de eigen natuur:
wat zou daar van terecht komen? Ligthart is voor een
strenge morele opvoeding.
We moeten wel gebruik
maken van de mogelijkheden in een kind, een natuurlijke drang
tot activiteit, verlangen naar kennen en kunnen, en altijd op
zoek naar belangwekkende zaken in het leven.
We moeten nooit negatief, maar steeds positief te werk gaan,
niet "Jantje blijf af, maar Jan geef aan".
Horen,
zien en doen
Een mens moet horen om
te vernemen; zien, om beter te onthouden; maar doen, om ten volle
te verstaan.
Wat maken wij, wijze paedagogen, echter onderscheid tussen de
leerwijze van het woord, die der aanschouwing en die der daad,
alsof alleen de eerste op mededelen uit was en de beide andere
niet. Is het wellicht geen mededeling, wanneer de beelden het
ons ziende zeggen, of als de ervaring het ons levende leert?
Aldus Ligthart in 1916
Geen
methode maar een houding
De grootste verdienste van Ligthart is, dat hij de eerste opvoeder
van betekenis was die het kind zelf als uitgangspunt heeft genomen.
Hieruit is ook zijn afkeer van droge wetenschap te verklaren.
Hij heeft zijn pedagogiek gegrondvest op het scheppen van een
situatie, waarin opvoeder en kind elkaar ontmoetten in een medemenselijke
solidariteit. Die gelijkwaardigheid van volwassene en kind was
bij Ligthart geen thema dat het goed deed, maar een werkelijkheid
gegrond op zijn geloof.
Taal
voor arbeiderskinderen
Ligthart was ook voorstander van spellingvereenvoudiging
en zag af van de naamvallen, die nog waren gebaseerd op de achttiende-eeuwse
schrijftaal van de hogere klassen.
Zijn boekjes waren geschreven in algemeen beschaafde spreektaal.
Hoewel de verhaaltjes zich voornamelijk afspeelden in de gegoede
burgerlijke standen, wilde Ligthart expliciet de Nederlandse taal
voor het arbeiderskind ontsluiten.
Zijn taalmethodiek sloot aan bij het gegeven dat arbeiderskinderen
dialecten en sociolecten spraken.
Het zaak-, lees- en taalonderwijs moest aansluiting zoeken bij
deze 'achterstand'.
Wanneer
het me in het bovenstaande gelukt is voor mijn tegenstaanders
aannemelijk te maken, dat het geloof aan een echten St. Nicolaas
voltrekt geen voorwaarde is voor echt Sint Nicolaasgenot, dan
ben ik met dit succes nog volstrekt niet gelukkig. Ik moet een
levende moeder weten te verheffen boven den dooden Heilige.
Bron:
Jan Ligthart, 'Over opvoeding', uitgave Wolters 1918
naar
boven
naar index
|
|