kritiek:
Monsters bestaan voor jonge kinderen 'echt'
Misverstand
in een Monsterkoffer
Monsterkoffertjes
zijn hulpmiddelen gericht op de sociaal emotionele ontwikkeling
van kinderen van 4-6 jaar. In de koffertjes zitten een serie
platen, een T-shirt en informatie voor ouders, grootouders
en leerkrachten.
De koffertjes sluitespecifiek op interactief voorlezen.
De samenstellers van Monsterkoffertjes beweren dat het zien
van fantasiewezens een teken is dat het kindn
aan bij de actuele ontwikkelingen op taalgebied en richten
zich heel leert omgaan
met de complexe wereld.
Als ze daarin serieus genomen worden door volwassenen geeft
het kinderen vertrouwen: ze staan er niet alleen voor.
Het
begrip "interactief" is in de mode, maar
niet alle hulpmiddelen zijn werkelijk interactief in toepassing.
In ieder geval is het zo dat de koffertjes beslist niet aansluiten
bij onze opvattingen over interactie met kleuters en peuters.
In de communicatie tussen volwassenen en kinderen is vaak
sprake van een soort 'educatief' praten: de volwassene wordt
tijdens het gesprek beheerst door het idee dat het kind minder
weet en kan dan hij of zijzelf, en dat het gesprek in dienst
moet staan van een of ander leerdoel. In het onderwijs heet
zo'n gesprek een leergesprek.
Het doel van het gesprek is vooraf bepaald; je weet dus al
van tevoren waar je naar toe wilt met het kind tegenover je.
Het gevolg is dat je minder open staat voor wat het kind zegt,
en dat het kind, dat zoiets wel aanvoelt, meer probeert te
zeggen wat de juf wil horen.
Stereotiepe
praatjes bij stereotiepe plaatjes
Ik
pleit voor een ander soort gesprekken met kleuters en met
kinderen in het algemeen. Gesprekken waarbij je als begeleider
niet van tevoren weet welke kant ze op zullen gaan. De monsterkoffertjes
zijn, in vergelijking tot willekeurige bronnen uit kinderboeken,
beperkt in de vrije communicatie die er tussen opvoeder en
kind behoort te ontstaan.
De
gebruikte platen zijn stereotiep van opvatting waar het monsters
betreft.
De kinderen hebben beslist angsten en benoemen die soms gemakshalve
als monsters.
Over hun werkelijke angsten krijg je niets te horen als je
over monsters begint.
Zo is de juf is bang voor spinnen, Oma bang voor een muis
en ga zo maar door.
Ook de werkelijke angsten van de volwassenen komen niet ter
sprake.
Dat je daarvoor naar de dokter zou gaan is iets dat ik niet
zo snel met kleuters zou bespreken.
Zeker niet als dat een een dokter is met een monster op zijn
rug dat van plan is een hap uit het kale, geleerde, hoofd
van de arts te nemen.
De volwassenen op de platen zetten een nogal grote mond op,
is dat om hun eigen angst te overschreeuwen?
De
vormgeving van de platen geeft aan dat het hier gaat om de
gehele treurigheid van de voorstelling van buitenaardse wezens-,
monster- en spokenbeïnvloeding door de media en de computerspelletjes.
Dat is een soort werkelijkheid van deze tijd, maar dat betekent
nog niet dat je daar in het onderwijs aan mee moet doen.
Wij gaan uit van een eigenheid in ervaringen van kinderen.
Meestal zijn het volwassenen die bepalen op welke manier de
kinderen gaan fantaseren. Men denkt dat fantaseren op die
manier leuk is voor kinderen.
Ik denk dat het een misverstand is dat het leuk en leerzaam
voor kinderen is als ze naar een door volwassenen gefantaseerd
monster gejaagd worden.
Henk
van Faassen
Bron:
Boer, H. de (e.a.) Monsterkoffertjes , Uitgever: CPS
onderwijsontwikkeling en advies ISBN: 906508505x