Beheersing
van een Taalopstand

Britse
slavenhouders waren als de dood voor een 'geletterde
zwarte bevolking', die in boeken wel eens gevaarlijke revolutionaire
denkbeelden zouden kunnen vinden. Ze geloofden niet in degenen
die redeneerden dat een alfabetisering die beperkt bleef tot
de bijbel de onderlinge samenhang van de maatschappij zou
bevorderen; ze realiseerden zich dat slaven, als ze de bijbel
konden lezen, ook traktaten van de abolitionisten konden lezen,
en dat de slaven zelfs in de Schrift opruiende gedachten van
opstand en vrijheid zouden kunnen vinden. *)
Allochtone
studenten hebben 'gebrek aan taalbeheersing'
Maar wat is dat eigenlijk, een gebrek aan taalbeheersing?
Wanneer lijd je daaraan?
En wie is gerechtigd dat te constateren?
Welke normen worden daarbij gehanteerd?
En wanneer ben je weer beter?
Een
slechte taalbeheersing slaat meestal op een slechte
beheersing van het Nederlands. Maar wanneer is iets Nederlands?
Waarom zou ons taalgebruik uitdrukkingen als 'Unique Selling
Proposition' wel toestaan en waarom 'ik zet water op
de bloemen' niet?
Zou het zo kunnen zijn dat het gebruik van U.S.P. niet
beschouwd wordt als een onvermogen om iets gewoon in het Nederlands
te zeggen.
Surinaamse Nederlanders zetten overal iets op 'ik zet rode
lak op mijn nagels', ook als ze gieten of doen bedoelen.
Hoewel we zetten zelf ook wel eens thee. Geen probleem
toch, weetjewel.
Als onze
allochtone studenten echt zo'n slechte taalbeheersing hebben,
hoe kunnen ze dan zo ver gekomen zijn in het onderwijs?
Als leerlingen zich door hun middelbare school hebben weten
te slijmen en te kletsen, kun je ook zeggen dat ze een uitstekende
taalbeheersing hebben en dat hun docenten misschien een stoomcursus
nodig hebben.
Taalonderwijs
als panacee
Taal is niet statisch
Als een samenleving verandert, verandert de taal ook.
Als we van een taal eisen dat zij (hij?) onveranderbaar is
en dat de taalregels die wijzelf ooit geleerd hebben, de enig
juiste zijn, dan gebruiken we taal al gauw als selectiemiddel.
Moeilijke regels, afwijkingen: ze mogen dan door taalliefhebbers
gezien worden als uitdaging, voor veel allochtone studenten
maakt dat soort taalaandacht het onderwijs onplezierig, moeilijk
en vol valkuilen. Het draagt daardoor juist niet bij aan een
betere communicatie.
Dan wordt taal ingezet als afweermiddel in plaats van als
integratie- en dus als communicatie- en dus als hulpmiddel.
Taal is dan een onderdeel van een Deltaplan, als barrière
tegen invloeden van buitenaf.
Of, anders bekeken, taalonderwijs wordt ingezet als panacee
voor allerlei andere maatschappelijke problemen.
Bovendien:
als je de matige taalbeheersing van het Nederlands - wat dat
dan ook moge zijn- van onze allochtone studenten definieert
als taalachterstand, is taalachterstand een versluierend begrip.
Een aanpak van die taalachterstand garandeert nog lang niet
dat er sprake is van integratie.
En
ook nog
Als taal zo'n noodzakelijk middel is om goed mee te draaien
op school en in de maatschappij, waarom zouden dan alleen
allochtone studenten een stoomcursus nodig hebben? Vele, echt
talloze, autochtone studenten komen dan evenzeer in aanmerking
voor zo'n cursus. Maar zij krijgen veel minder vaak het predikaat
'taalachterstand'
bij een zwakke taalbeheersing.
Stagebegeleiders zeggen weliswaar regelmatig tegen autochtone
studenten 'je zou iets aan je spelling moeten doen', maar
de toon daarbij is altijd vergoelijkend.
Pas op als je vergoelijkend zegt of schrijft.
Het
is me niet duidelijk wat de inhoud van een stoomcursus taal
precies zal zijn. Klachten over taalgebruik zoals je die in
de wandelgangen op school, in de hele samenleving trouwens,
hoort, gaan vaak over taaltechnische kwesties, zoals grammatica
en spelling.
Dat is geen zinvolle manier om studenten taalvaardiger
te maken.
Taalcursus
als integratiemiddel
Ik bepleit taalcursussen waar expliciet gekozen wordt
voor taalonderwijs waarbij taal gezien wordt als middel tot
verdieping, ontwikkeling en bevrijding. En waarbij expliciet
stelling genomen wordt tegen taal als middel om je aan te
passen.
Taalonderwijs waarbij we studenten leren om de taal te kneden
en naar eigen hand te zetten. Een voortzetting van dat wat
ze allang doen. Al doen ze dat misschien niet altijd volgens
de technische regels.
En dat zal taalgebruikers opleveren die zich niet meteen allemaal
ontpoppen als plichtsgetrouwe burgers
Ja, wie verwondert
zich niet over de dingen die taal allemaal vermag?
Taalcursussen
als communicatie- en expressiemiddelen
Omdat taal en denken nadrukkelijk met elkaar verbonden zijn,
zal de nadruk erop liggen om taal optimaal te gebruiken als
communicatiemiddel. Als een manier om gedachten, gevoelens
en ervaringen onder woorden te brengen en over te dragen.
Hoe erg dat ook verafschuwd wordt, soms zullen allochtone
studenten eerst in hun eigen taal moeten schrijven, om hun
gedachten helder te krijgen.
Het vak 'Creatief schrijven'
dat derdejaars studenten van de School of Communication,
Media & Art in het vak 'Tekst' volgen, is niet voor
niets een succes.
"Waarom krijgen we dit niet al in het eerste jaar? Nu
weet ik weer waarom ik eigenlijk schrijf."
Zulke opmerkingen geven aan dat er behoefte is aan taallessen
waarbij je je bezint op de functies die taal voor je heeft.
Taalcursussen
die, jazeker, ook aandacht besteden aan taaltechnische zaken.
Juist omdat spelling een struikelblok is, moet zo'n struikelblok
weggenomen worden. Maar daarbij moet die spelling niet klakkeloos
geleerd worden, maar de zin en het effect ervan bevraagd worden.
Tot
voor kort besteedden we in de les geen aandacht aan spelling,
maar werden studenten geacht dat zelf te oefenen. Sinds ik
wel weer expliciet stil sta bij spellingproblemen, valt me
op hoe geïnteresseerd studenten zijn, hoeveel vragen
ze hebben en hoe graag ze de spelling meester willen worden.
De opluchting, ook bij autochtone, studenten is groot als
ze handvatten (nee, geen handvaten) aangereikt krijgen om
de regels machtig te worden.
Kortom
Ik deel de zorg over een zwakke taalbeheersing bij allochtone
studenten. Maar onder taalvaardige studenten versta ik niet
studenten die doen wat van hen verwacht wordt. Als mensen
hun taal goed beheersen, is dat een opening naar keuzes. Als
ik taalles geef, is dat niet omdat ik vind dat studenten niet
voldoen aan heersende eisen en dat dus via compensatieprogramma's
, ten koste van alles, moeten leren. Ik wil taalles geven
omdat ik wil dat deze studenten, nu ze zo ver gekomen zijn,
gesteund worden. Niet door ze voorschriften op te leggen,
maar door die voorschriften te onderzoeken. Pas dan worden
studenten weerbaar.
Is dat geen goede Unique
Selling Proposition?
Marleen Claessens
(docent communicatie)
*)
Uit: Alberto Manguel, Een geschiedenis van het lezen,
Amsterdam 2000