|
|
|
vragen
stellen
Hardop
denken

Je
kunt als begeleider een waarom-vraag
stellen op een manier die kinderen
aanmoedigt om vrij na te denken over
de mogelijke verklaring van iets.
'Waarom zou dat eigenlijk zo zijn,
dat poezen in bomen kunnen klimmen
en honden niet?'
Als kinderen aanvoelen dat je hardop
denkt, en niet bezig bent hun kennis
te testen, doen ze meestal enthousiast
mee met hardop denken en komt er ruimte
voor de meest uiteenlopende verklaringen.
Een voorwaarde is natuurlijk, dat
geen enkele verklaring gediskwalificeerd
wordt.
Praktijkvoorbeeld:
Uitdagende
vragen en denkvragen
Wat
is de definitie van kou? 'Nou, kou is
als je het koud hebt.'
Zo beginnen de kinderen van groep drie
aan een cirkelredenering. Het begrip
'kou' komt uit het voorgelezen verhaal
'Kikker in de kou'
en op iedere bladzijde van
het boek van Max
Velthuijs
is wel een woord te vinden
waar we met zijn allen een betekenis
aan kunnen geven.
De kinderen mogen om beurten de definitie
van een begrip geven, en als ze het
niet weten stellen ze een vraag:
'Wie weet wat wakker is?' '
Wakker is als je eerst geslapen hebt
.' Wat is 'strompelen'? en wat
is een deur nou precies?
'Een deur is een ding waardoor je naar
buiten kan gaan.' 'En weer naar binnen
kan komen' zegt iemand anders.
'Maar er is ook een schuifdeur'
zegt een kind. 'En een kastdeur, die
schuift ook, maar daar ga je niet naar
binnen.' Wat is 'raam', 'dik', 'trui',
'vacht', 'kachel'?
'Een kachel is een ding dat je aansteekt
als je het koud hebt.' 'Een raam is
iets waardoor je naar buiten kan kijken
en er zit glas in'. 'Maar er is ook
donker glas, en daar kun je niet door
kijken.'
In de eerste ronde blijven de kinderen
in een kringetje redeneren.
'Een trui is een trui die je aantrekt'.
Maar gaandeweg komen de definities los
en vliegen de begrippen door de klas
heen en weer.
Er zijn veel vragen en evenveel antwoorden.
De kwaliteit van hun beschrijvingen
verbetert snel.
'Dik is als er veel in je buik zit'
Gespannen luisteren
de kinderen naar de fragmenten
van het verhaal en welk woord er nu
weer uit zal rollen. 'Ja,' zei Kikker
treurig, 'maar jij hebt een dikke speklaag
en wat heb ik?'
' Treurig is als je bijna moet huilen,
maar nog net niet.'
Bij de eerste keer voorlezen verliezen
de kinderen zich in het verhaal en stellen
zich de treurigheid van het bestaan
van Kikker voor als hij, bijna doodgevroren,
door zijn vrienden gevonden wordt. De
illustraties worden nauwlettend bekeken
en de kleinste details ontdekt.
De tweede ronde, waarin de beschrijvingen
gegeven worden, is een verdieping van
het verhaal en tegelijkertijd een bewuste
aanvulling van de woordenschat van de
kinderen.
Als je met z'n allen een definitie van
'strompelen' of van 'treurig' gezocht
hebt zal je dat woord altijd onthouden.
Buiten de ramen van de klas dwarrelen
de sneeuwvlokken naar beneden en de
kinderen willen naar buiten. Binnen
weten de kinderen te omschrijven wat
'dwarrelen' is. 'Dwarrelen is als iets
heel langzaam heen en weer naar beneden
komt.'
De woorden
'strompelen' en 'treurig'
zal je niet zo snel in een
taalboek voor groep drie aantreffen.
Bij Kikker van Max Velthuijs wel:
'Ik ben maar een arme blote kikker,
dacht hij en hij strompelde treurig
weg.'
Voor onze neuzen zien we hoe betrokken
en enthousiast de kinderen met al die
omschrijvingen en betekenissen bezig
zijn. Hoe gemeenschappelijk het ontwikkelingsproces
is en hoe veilig. Het stellen van een
vraag als je iets niet weet is geen
blijk van onwetendheid.
Een vraag stellen en een antwoord weten
is van gelijke waarde.
Een van de kinderen schrijft later dat
hij van zijn moeder een zoen en een
snoepje kreeg toen hij verdrietig was.
Als ik vraag:
'Wat is een verschil tussen een zoen
en een snoepje' hoor ik:
'een zoen is vies en een snoepje is
lekker.'
Maar wat is dan lekker?
'Chocola, maar bittere chocola is
vies.'
Bestaat er ook een lekkere zoen?
'Ja, een zoen die je krijgt van iemand
die net chocola gegeten heeft.'
Henk
van Faassen
|
|
|
|
|
|