Klaartje,
3 jaar, heeft in ieder geval wel iets te vertellen
Maar krijg ze altijd de kans dat te doen?
Ik zit op de speelplaats van een kinderdagverblijf.
Ineens zie ik dat Klaartje met gips om haar armpje op
haar fietsje rond scheurt. Haar rode haartjes wapperen
in de wind en met een kleur van opwinding neemt ze een
paar gedurfde bochten en stopt bij de bank waar ik zit.
Ze heeft geen last van haar gips.
Ik vraag waar ze geweest is en hoe het komt dat haar
armpje zo ingepakt is.
Enthousiast begint ze vertellen over een hekje en een
zwembad in Spanje.
Ik wacht geduldig op de details van het verhaal en vraag
wat er aan de ene kant van het hekje was en hoe het
er aan de andere kant uitzag en waar ze zelf was, aan
de ene of aan de andere kant.
Dan breekt de leidster van de
kleutergroep in op ons gesprek:
"Vertel maar dat je over dat hekje viel en
dat je toen je arm brak en dat je toen verschrikkelijk
moest huilen en dat je toen naar het ziekenhuis moest
en dat je toen gips om je arm kreeg".
Klaartje knikt en wil verder fietsen.
Henk weet nu immers alles al?
Maar ik ben niet tevreden.
Ik zeg:
"Je hebt nog niet precies verteld hoe het aan de
ene kant van het hekje was en wat er aan de andere kant
te zien was.
Klaartje vertelt opgewekt verder:
"Aan de ene kant lag allemaal grint en daar viel
ik. Aan de andere kant waren mensen aan het tennissen
en daar was ook het zwembad met een glijbaan en nog
veel meer dingen. Daar waren ook papa en mamma en mijn
zusje en die zagen dat ik gevallen was, maar ze wisten
nog niet dat mijn arm gebroken was. Ze dachten dat ik
huilde omdat ik op het grint gevallen was, maar dat
was niet zo. In het ziekenhuis moest ik mijn arm stil
houden om mijn botjes te fotograferen. Ik heb die botjes
zelf gezien"
Een compleet verhaal.
Klaartje heeft de juf niet nodig om het te kunnen vertellen.
Djuna, ook 3, jaar zit naast
me en hoort het hele verhaal aan
Ik betrek haar bij het gesprek en vraag of zij ook wel
eens zo iets meegemaakt heeft.
Djuna begint:
"Ik was in een zwembad en daar was een hekje en
daar viel ik en toen heb ik mijn arm gebroken".
Ik kan nog net de juf tegenhouden die van plan is om
Djuna te corrigeren.
Ik merk zelf ook wel dat Djuna het interessante verhaal
van Klaartje kopieert.
Ik weet dat het geen zin heeft om Djuna op haar nummer
te zetten.
Trouwens, ik maak zelf de fout door haar te vragen:
"heb je zoiets meegemaakt?".
Ik kan niet verwachten dat Djuna meteen in haar geheugen
gaat zoeken naar een vergelijkbaar verhaal over iets
dat ze zelf meegemaakt heeft. Om dat te bereiken moet
ik verder vragen.
Een goede manier is te vragen naar de plek van de
gebeurtenis
"Was je ook met het vliegtuig naar Spanje geweest?
Nee dat was Djuna niet.
"Waar was het dan dat je in het zwembad was?".
"Nou gewoon, hier in Amsterdam, maar ze waren daar
ook aan het slaan met een tennisding en toen kreeg ik
de bal heel hard tegen mij aan en dat deed ook heel
erg pijn en ik kreeg een blauwe plek en een ijsje".
Zo nu heeft Djuna haar eigen verhaal.
Twee
manieren
Het is jammer als een volwassene er voor kiest om
een andere volwassene efficiënt op de hoogte te
stellen van een gebeurtenis in plaats van de kinderen
zelf aan het woord te laten.
De taalontwikkeling van jonge kinderen vindt plaats
op twee manieren:
De intentionele woordenschatontwikkeling,
waarbij begeleiders van kinderen woorden gebruiken met
de bedoeling dat de kinderen die bepaalde woorden leren.
Ze zijn dan met een intentionele, vooraf vastgestelde,
leerlijn bezig.
De incidentele woordenschatontwikkeling
komt voort uit de interactie tussen de kinderen
onderling en tussen kind en volwassene.
De kinderen leren, in die interactie, de woorden die
te maken hebben met hun ervaringen en belangstelling
van dat moment.
De woorden die ze daarbij nodig
hebben leren ze buiten de leerlijn om die door
wie dan ook voor ze uitgezet wordt. Die woorden zijn
authentiek en zullen daardoor ook een betere plek in
hun woordenschatontwikkeling krijgen.
Henk
van Faassen
naar
boven
terug naar index