|
Lesopzet
Taalvorming
in het museum

De
Praktijk van Taal-Museumlessen
De voorbereiding
Het is noodzakelijk om het museum en de tentoonstelling die op
dat moment ingericht is van tevoren zelf te verkennen.
Je doet
ideeën op en je weet welke zalen het meest geschikt zijn voor
je lessen.
Je kondigt je bezoek bij het museum aan en maakt afspraken
over de manier waarop je de lessen zelf geeft, de kosten en dergelijke.
De meeste musea zijn er op ingesteld dat een medewerker van de
educatieve dienst de rondleiding verzorgt en men beschouwt een
groep die het zelf doet als een 'wilde groep'. Schaf documentatie
over de tentoonstelling aan en koop een aantal ansichtkaarten.
De omvang
De taal-museumlessen worden in drie delen gegeven.
De eerste les is de introductie die in de klas gegeven wordt.
De tweede les is het museumbezoek en de derde is een afronding
op school.
Daarna volgt de presentatie in de vorm van een tentoonstelling
met uitleg aan de andere groepen.
Les 1
Stap
1(op
school)
Begrippen verzamelen
De kinderen verzamelen woorden die met het onderwerp van de museumlessen
te maken hebben. Dat thema kan heel ruim zijn, bijvoorbeeld 'kunst'
, maar ook bijvoorbeeld 'licht' of 'beweging' als dat het thema
van een tentoonstelling is.
Rubriceren
De verzamelde woorden worden in rubrieken ondergebracht. De rubricering
heeft een associatief element, dat wil zeggen dat de leerkracht
niet bepaalt welk woord in welke rubriek komt. Deze activiteit
heeft een iets andere doelstelling dan het maken van een woordveld,
alhoewel het er veel op lijkt.
Stap 2
Kaartspel
Maak een ruime collectie ansichtkaarten.
De kaarten kennen twee categorieën,
onderwerpen die direct met het te bezoeken museum te maken hebben,
schilderijen, beeldhouwwerken en voorwerpen die de kinderen daar
kunnen aantreffen.
De tweede categorie zijn kaarten met algemene
onderwerpen zoals dieren, landschappen, voertuigen, gebruiksvoorwerpen,
mensen die ergens mee bezig zijn et cetera.
Spelregels
De kinderen zitten in de kring. Ieder kind krijgt drie ansichtkaarten.
Iedere keer als je "doorgeven" zegt geven de kinderen één van
de drie kaarten aan de linker buur.
Het is de bedoeling dat de
kinderen aan het eind van het spel twee kaarten overhouden.
De
opdracht is dat de twee kaarten een associatieve relatie met elkaar
hebben.
Dat kan zijn dat ze onderwerpen hebben die bij elkaar
passen, of juist met elkaar contrasteren. Leg dat verschil eerst
aan de kinderen uit en geef er voorbeelden bij.
Verwoorden
In plaats van de kaarten aan elkaar te tonen vraag je de kinderen
over hun keuze te vertellen. Ze moeten daarbij complete zinnen
gebruiken.
De zinnen mogen niet beginnen met: "op deze kaart zie
ik…."
Het moeten beschouwingen zijn in plaats van beschrijvingen.
Leg eerst het verschil uit.
Vragen stellen
De kinderen stellen elkaar vragen naar aanleiding van de verhalen,
ze gaan in op de inhoud van het verhaal. De vragen van de één
kan een ander gebruiken om zijn verhaal duidelijker te vertellen.
Stap 3
Schrijven vanuit het midden
Vraag de kinderen één regel uit het vertelde verhaal te kiezen
en dat in het midden van een bladzijde van hun taalschrift te
schrijven.
Vervolgens schrijven ze er een tweetal regels boven
en een viertal er onder.
Het moet wel een aansluitend geheel worden.
Geef bij de regels aan waarover de kinderen schrijven.
Bijvoorbeeld
de eerste twee regels gaan over de plek, en de laatste vier over
de gebeurtenis die te maken heeft met de regel in het midden.
Het aantal regels is natuurlijk wel facultatief, maar het kan
geen kwaad in het begin een beperking in te stellen om niet ter
zake doende uitwijdingen te voorkomen.
Voorlezen
De kinderen lezen bij toerbeurt hun tekst voor. Ik gebruik daarbij
het liefst een 'voorleesstoel' voor de klas. De teksten worden
zonder commentaar van de groep of de leerkracht voorgelezen. De
activiteit moet 'veilig' zijn. In dit stadium blijven correcties
en dergelijke achterwege
Stap 4
Beelden selecteren met een 'raampje'
Deel een aantal grote, uit tijdschriften geknipte, kleurenfoto's
uit.
Het zijn gevarieerde onderwerpen die niet specifiek met kunst,
of het onderwerp van de tentoonstelling, te maken hebben.
Daarbij
krijgen de kinderen een A4tje waar in het midden een venstertje
van ongeveer 5 x 5 cm. uitgesneden is.
Met behulp van dat 'raampje'
kiezen de kinderen een stukje uit de foto.
Het geselecteerde detail
tekenen ze drie keer zo groot op een A4tje waarop een kader van
14 x 14 cm afgedrukt is.
Stap 5
Zinnen selecteren
Deel een aantal gedichtenbundels uit.
Vraag de kinderen één regel
uit een van de gedichten te kiezen.
Die regel schrijven de kinderen
in het midden van een lege bladzijde van hun schrift.
Daarna schrijven
de kinderen één of meer regels erboven en twee of meer eronder.
De tekst moet weer één geheel worden.
Omdat vreemde zinsconstructies
te verwachten zijn kan het geen kwaad deze activiteit op het bord
te oefenen.
Stap 6
Tekst en beeld bij elkaar
De vorige twee stappen dienden als voorbereiding op deze stap.
De kinderen nemen een tekst uit hun schrift.
Dat kan zijn een
tekst die in stap 3 of in stap 5 geschreven is.
Ze zoeken uit
de fotocollectie en behulp van het 'raampje' een detail dat aansluit
bij die tekst. Het is de bedoeling dat het beeld iets toevoegt
aan de tekst.
Ze tekenen dat detail weer vergroot op een A4 met
kader zoals hierboven beschreven is.
Beeld en tekst bij elkaar
De kinderen nemen de tekening die ze in stap 5 gemaakt hebben
voor zich.
In de dichtbundels zoeken ze een regel die aansluit
op de tekening.
Dat is weer een associatieve relatie, leg dit
even uit.
Op de manier die de kinderen inmiddels kennen, schrijven
ze hun eigen regels erboven en eronder.
Stap 7
Voorlezen en laten zien
De kinderen lezen hun teksten voor en tonen hun tekeningen. In
dit stadium is het op beperkte schaal mogelijk een enkele inhoudelijke
vraag over tekst en tekening te laten stellen.
Stap 8
Teksten verbeteren als ze klaar zijn
De teksten worden besproken met behulp van 'sprekersblokjes'.
Gekleurde blokjes geven aan wie van een tafelgroep de leiding
van de bespreking heeft.
Een eerste tekst, gekozen door de leerkracht,
wordt op het bord geschreven.
Ieder tafelgroepje beschouwt de tekst op de volgende drie criteria:
a) is de tekst duidelijk of moeten we er iets over vragen aan
de schrijver.
b) zijn er zinnen waarbij de woorden beter in een andere volgorde
kunnen?
c) zijn er woorden die je anders kunt schrijven?
De 'spreker' verzamelt de opmerkingen uit zijn groepje en streept
op het bord, met het kleurtje van zijn sprekersblokje aan, waar
iets anders kan.
De voorstellen voor veranderingen van alle groepjes
worden centraal besproken.
De schrijver van de tekst bepaalt zelf welke veranderingen hij
overneemt en welke niet.
De leerkracht doet pas aan het einde van de activiteit, en met
mate, voorstellen voor veranderingen.
Let wel, de voorstellen van de leerkracht hebben 'overmacht' en
worden door de kinderen kritiekloos overgenomen. Het is in deze
activiteit juist de bedoeling dat de kinderen voorgestelde veranderingen
van elkaar accepteren.
Let erop dat de teksten die uit de dichtbundels gekozen zijn niet
veranderd worden, ook al 'knellen' die regels soms. Probeer de
kinderen hun regels te laten aanpassen aan de dichter en niet
andersom.
Stap 9
Alles in het net
De teksten worden met behulp van een gelinieerd vel, dat onder
het blanco vel gelegd wordt, en een zwarte 'fineliner' in het
net geschreven.
Dat kan meteen onder de bijbehorende tekening.
Nog mooier is het als de tekst eerst onder een leeg kader geschreven,
en daarna op getint papier gekopieerd wordt.
De tekening wordt
vervolgens uitgenipt en opgeplakt.
Er ontstaat een mooi contrast
tussen de tekening met een witte achtergrond en de tekst op gekleurd
papier.
Les 2
Stap 1(in het museum)
Algemene introductie
De kinderen krijgen uitleg in welk gebouw ze zijn, wat voor een
museum het is, waar de speciale tentoonstelling over gaat. Hoe
de gedragsregels in het museum zijn.
De kinderen ontvangen het
materiaal dat ze in het museum nodig hebben.
Stap 2
Inleiding tot het onderwerp
Aan de hand van de eerste kunstwerken in de eerste zaal is het
mogelijk in globale zin iets over de tentoonstelling te vertellen.
Die inleiding hou je zeer beperkt omdat de
kinderen popelen om zelf aan de slag te gaan.
Voor ieder
kind, of voor een tweetal, wijs je een een plekje op de tentoonstelling aan.
Pas wanneer die plek uitputtend ontdekt is mogen de kinderen een
andere zaal verkennen.
Dat is om te voorkomen dat ze in de
eerste fase van de les al rond gaan rennen en zo veel indrukken
opdoen dat ze eigenlijk helemaal niet kunnen kiezen voor wat ze
willen bestuderen.
Stap 3
Details verzamelen
De kinderen krijgen ieder één kaart uit het 'kunstkaartspel' (zie
les 1 stap 2)
In dit geval zijn het kaarten waarvan je kunt
verwachten dat de kinderen een associatie met een kunstwerk in
het museum kunnen maken.
Er zijn ook reproducties bij van kunstwerken
die ze in werkelijkheid kunnen aantreffen.
De leerkracht heeft
vooraf de kaarten daarop geselecteerd. De opdracht is om een kunstwerk
te zoeken dat past bij de kaart die je krijgt.
Op de manier waarop de kinderen in de eerste les (zie: les
1 stap 4) geleerd hebben om naar details te kijken, doen ze
dat nu met de schilderijen en voorwerpen in het museum.
Leg uit dat ze natuurlijk niet hun 'raampje' op het schilderij
kunnen leggen, maar dat ze er met gestrekte arm doorheen moeten
kijken. Hoe dichter je het venstertje bij je oog brengt, hoe groter
het detail van het kunstwerk te zien is.
De kinderen tekenen het detail met twee viltstiften van een willekeurige
kleur.
Daarmee voorkom je dat de kinderen reproducties gaan maken
in plaats van visuele 'aantekeningen'.
Teksten verzamelen
In de eerste les (zie les 1 stap 5) verzamelen kinderen
zinnen uit gedichtenbundels.
De teksten in het museum zijn meestal technische beschrijvingen
van het geëxposeerde werk. In sommige gevallen zijn er ook teksten
van andere aard te vinden. Citaten van uitspraken van kunstenaars,
of complete gedichten en stukken proza.
Het is goed om de kinderen
het verschil tussen die twee soorten teksten uit te leggen.
De kinderen schrijven zinnen die ze in het museum aantreffen op.
Stap 4
Uitwisselen
Zoek een rustig plekje in het museum waar de kinderen elkaar kunnen
vertellen wat ze gezien hebben. De gemaakte 'taaltekeningen' worden
getoond en de teksten voorgelezen.
In dit stadium kan de leerkracht herkennen waar de aandacht van
de kinderen zich op gericht heeft. Het is mogelijk om dingen te
verduidelijken en het werk van de kunstenaars te bespreken.
Stap 5
Op eigen gelegenheid
Nadat de kinderen even tot rust gekomen zijn en er uitgewisseld
is kunnen ze op eigen gelegenheid de tentoonstelling nog een keer
bekijken.
Bij de uitwisseling zijn een aantal dingen genoemd waarop ze nog
eens kunnen letten.
Tijdens deze rondgang heb je de gelegenheid om in kleine groepjes over bepaalde kunstwerken te praten.
Les 3
Stap 1 (weer op school)
Rubriceren
In de kring lees je een regel van een tekst
die de kinderen in het museum gevonden hebben. Veel kinderen herkennen
hun regel pas als ze de bijbehorende illustratie zien. Hun visuele
geheugen is beter ontwikkeld.
Als alle kinderen hun tekst hebben gaan we ze rubriceren met behulp
van steekwoorden.
Filosofische definities
Als er genoeg gerubriceerd is gaan we dieper op de begrippen in.
De verschillen en de overeenkomsten tussen bepaalde observaties
uit het museum.
De kinderen geven hun eigen gevoelsmatige definities
van de dingen die ze gezien hebben.
Het is niet nodig hieraan leergesprekken te verbinden.
Op een
ander tijdstip, en niet verbonden met de museumlessen, is er voldoende
gelegenheid om hun kennis aan te vullen.
Stap 2
Technisch en persoonlijk schrijven
De zinnen die we meegebracht hebben uit het museum kunnen zeer
technisch van aard zijn. Teksten waar veel uitgelegd wordt en
waar jaartallen en zo in staan.
Vraag de kinderen om al die technische
dingen in regel drie te plaatsen.
Daarboven kunnen ze een 'aanloopje' naar die technische
verhandeling schrijven, maar daarna moet er ook een persoonlijke
belevenis op volgen, of andersom natuurlijk.
(zie les 1, stap
3)
De zinnen kunnen ook persoonlijke ontboezemingen van een
kunstenaar zijn.
Teksten bespreken als ze klaar zijn (zie les 1, stap 8)
Stap 3
Van taaltekening naar illustratie
In het museum hebben de kinderen zogenoemde taaltekeningen gemaakt.
Het zijn visuele aantekeningen.
Met behulp van de tijdschriftfoto's
(zie les 1, stap 4) worden details aan de taaltekeningen
toegevoegd.
Er wordt tevens meer aandacht geschonken aan de afwerking
met vlak en arcering.
Er kunnen ook andere materialen zoals vetkrijt,
ecoline en dergelijke gebruikt worden.
De teksten worden in het
net geschreven en weer op getint papier gekopieerd.
De tekening uitgeknipt en er bij geplakt.
Laatste stap
Een tentoonstelling en een portfolio
De tekeningen en de teksten worden zorgvuldig op prikborden in
een speciaal daarvoor ingericht 'schoolmuseum' opgehangen.
Rondleidingen voor de kinderen van andere groepen georganiseerd.
Na verloop van tijd wordt het werk in een showmap bijeengebracht.
Zo'n map bevat tevens de foto's van het museumbezoek, de toelichting
van de leerkracht en dergelijke.
Deze map kan bij toerbeurt mee
naar huis om aan ouders getoond te worden.
Hij dient ook om collega's
de gelegenheid te geven de activiteit over te nemen.
Wat heb je bij Museumlessen nodig?
Voorbereiding en benodigde materialen
Gegevens over de te bezoeken tentoonstelling.
Deze kunnen meestal
van de website van het desbetreffende museum gehaald worden.
Een collectie ansichtkaarten uit het museum:
reproducties van schilderijen, beeldhouwwerken en kunstvoorwerpen.
Een verzameling ansichtkaarten uit eigen bezit met verschillende
onderwerpen: stadsgezichten, landschappen, voorwerpen, voertuigen,
architectuur, mensen en hun bezigheden, mensen in uitheemse kledij,
bloemen, dieren, sport, huishoudelijke onderwerpen, et cetera
Een verzameling kleurenfoto's geknipt uit tijdschriften. De foto's
moeten minimaal 10 x 15 cm. zijn en mogen geen tekst bevatten.
Een aantal gedichtenbundels, minimaal één per tafelgroepje, liever
meer exemplaren.
Het is ook mogelijk een collectie gedichten te kopiëren.
In dat geval moet een tafelgroepje van 5 kinderen minstens tien
gedichten hebben om uit te kiezen.
Stevig, gekleurd, papier A4 met een daaruit gesneden venster van
5 x 5 cm.
Werkbladen A4 met kader van 14 x 14 cm.
Schriften, Potloden of balpennen, Fine liners, Gekleurde viltstiften,
(of een ander beeldend materiaal naar keuze)
Sprekersblokjes.
Prikborden of een vrijgemaakte wand in de hal.
Ringband met insteekmappen
Henk van Faassen
Met
dank aan de kinderen en hun leerkrachten van Basisschool De Avonturijn
in Amsterdam
een uitgebreide beschrijving: archief
meer over museumlessen
|
|